doneer nu materialen webshop



Als een mosterdzaad

Door Job Bolier


Het was de eerste keer in mijn loopbaan alhier. Nul bezoekers, en dat na  eerst een gang langs de voordeuren. Hier bezet, daar te druk. Echt nul komma nul bezoekers. Toen ik met hangende schouders thuiskwam en mijn vrouw kort vertelde over deze verse domper zei ze wijs: ‘Ga maar op je knieën’. En daar werd ik even heel erg klein. Klein voor de grote Herschepper. Daar kon ik eerlijk zeggen: ‘Het is toch niet mijn werk? Als het mijn werk is, dan verdien ik geen enkele vrucht. Maar het is toch Uw werk, Heere?!’



bemoediging


Voor deze klas was ik weer begonnen aan het Evangelie naar de beschrijving van Matthéüs. Tijdens de jaarwisseling was ik aangekomen bij hoofdstuk 16. En dit is toch zo tot bemoediging geweest! ‘Zalig zijt gij (…) vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is’. Dus: ik kan, ik hoef het niet zelf te doen. Bij mijzelf niet, bij anderen ook niet. Niet vlees en bloed, maar de Vader alleen zál… En: ‘Op deze petra zál Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen’. En die gemeente wás er nog niet eens!


worden als een mosterzaad


Na die geplande Bijbelklas worstelde ik door tot hoofdstuk 17. ‘Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn’. En die woorden raakten me! Geloof als een mosterdzaad. Vaak had ik daarbij gedacht aan een klein geloof. Maar nu zag ik de woorden in ander licht. Ikzelf moet worden als een mosterdzaad. Johannes de Doper zei: ‘Hij moet wassen, maar ik minder worden’. Of – toen ik weer verderop in Matthéüs was – in de woorden van de Heere Jezus: ‘Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan’. Paulus schreef het ook aan de Galaten: ‘Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed’.





De les


Een mosterdzaadje, dát draagt vrucht. Klein in zichzelf, maar leunend en steunend op een grote Zaligmaker. Geen zendingswerkers die het wel even zullen doen. Nee, kleine, krachteloze bedelaars. ‘Uitvaagsels der wereld en aller afschrapsel’. Die les leert de Heere, soms op het meest ongewenste moment. Om – juist dan – toch weer even te mogen erkennen: zalig niets te worden in de handen van een alvermogend God.

Terug naar overzicht
Terug