De verloren zoon
Phumzile
Verloren zonen zijn er nog steeds. Je zou kunnen zeggen: er zijn er heel veel. Maar soms kijk je er één in de ogen. En die raakt je in het bijzonder. Een ontmoeting die je niet zomaar vergeet. Het was op een vrijdagmiddag in mei. Ik loop door Phumzile heen. Rond het middaguur is er de voedseluitreiking. In de verte zie ik een rij mensen staan, wachtend op hun beurt. Ik raak met enkelen aan de praat. Sommigen ken ik van de Bijbelklas op vrijdagmiddag. Anderen zijn onbekend voor me.
Een groepje blanke mannen wacht ook op hun lunch. Vandaag rijst met groente. De maaltijd ziet er lekker uit. Ja, ze moeten wel even geduld hebben. Maar wie honger heeft, wacht. Na de maaltijd gaat iedereen weer zijns weegs.
De blanke mannen discussiëren wat met elkaar en hebben een pittig gesprek. Dan staan ze ook op om weg te gaan. Op één na. Hij zoekt m’n aandacht en niet veel later zitten we naast elkaar. Hij op een boomstam. Ik op een steen.
Zoals elk mens, heeft ook hij behoefte aan aandacht. Even een praatje. Want verder is hij eigenlijk moederziel alleen. Hij lijkt me niet een type die daarvan geniet maar juist de aanwezigheid van mensen opzoekt. Ik vraag: ‘hoe heet je?’ ‘Mijn naam is Sander*, een Afrikaner naam. Hoe is jouw naam?’ Ik vraag: ‘Hoe gaat het met je?’ Veel aanzet heeft hij niet nodig. De eenvoudige vraag ontlokt een heel gesprek. Mijn luisterend oor staat open en hij vertelt in het kort zijn levensverhaal.
Zijn ouders gaan verhuizen als hij 16 is. Hij wil zijn school en vrienden niet achterlaten en gaat niet mee. Hij gaat op zichzelf wonen. Dat wordt geen succes. Hij begint wat te experimenteren met wiet. Vanaf die tijd rookt hij dit. Zijn matriek (examenklas middelbare school) maakt hij niet af. Dus gaat hij zonder diploma van school. Niettemin vindt hij een mooie baan als Diesel Mechanic. Hij blijkt een slimme technische jongen met gouden handjes. Sleutelen aan trucks en landbouwvoertuigen, dat kan hij! Zijn baas heeft dat ook door en betaalt hem goed. Desondanks krijgt hij een aanbod om voor het dubbele ergens anders te komen werken. Tja, wat doe je dan? De keuze voor hem is snel gemaakt. Het geld lonkt.
Helaas blijkt dat zijn leverancier van wiet een breder assortiment in de verkoop heeft. En die ruikt kansen. Niet veel later begint Sander te experimenteren met heroïne en daarna ook met Crystal Meth, een chemische drugs. Zijn goede salaris verdwijnt in de verkeerde zak. Zijn verslaving is duur. Inmiddels heeft hij meer nodig dan er binnenkomt. Hij vindt wegen om zijn tekort aan te vullen en…belandt in de gevangenis. Daar zit hij twee jaar.
Sander besluit zijn leven te beteren. Als hij vrij is, belandt hij in de Corona pandemie. Op eigen kracht stopt hij met het gebruik van middelen. Hij gaat een relatie aan en volgens eigen zeggen heeft hij het weer heel goed. Dan gaat het na een paar jaar mis. Ze gaan uit elkaar. Sander komt met een rugzak en slaapmatje buiten op straat terecht. En hij pakt zijn oude verslaving weer op. En nu loopt hij hier in Phumzile. Hoe oud hij is? Ik schat hem zo’n eind twintig, begin dertig. Toch al een gebroken leven. Een verloren zoon.
Ik vraag hem naar het perspectief in zijn leven. Sander wil alles achterlaten. En opnieuw beginnen. Een nieuwe start. Hij gaat deze plaats verlaten. Hier komt hij niet meer terug. Hij zegt: ‘je bent de laatste persoon die ik hier in Phumzile spreek. Zo meteen vertrekt ik naar Durban.’ Dat is een grote stad zo’n 600 kilometer naar het oosten, aan de kust van de Indische Oceaan. ‘Daar wil ik een compleet nieuwe start maken. M’n oude leven laat ik hier achter.’
Maar God is machtig om te verlossen (Jesaja 63:1). Hij kan ook deze Sander redden. Ja in dit werk mag je vooral van jezelf afwijzen naar een Ander. De Heere Jezus Christus die zondaren uit de diepste put met modderig slijk kan trekken om hen op een rotssteen te zetten. De Rots der eeuwen.
Aan het einde van ons lange gesprek, vraag ik Sander: ‘heb je eigenlijk een Bijbel?’ ‘Nee, die heb ik niet.’ ‘Wil je er één?’ ‘You make my day!’, zegt hij met een glimlach. Je maakt m’n dag goed. Samen lopen we door Phumzile heen, op weg naar m’n auto met voorraad Bijbels. Voordat ik hem de Bijbel geef schrijf ik een persoonlijk woord voorin, met een verwijzing naar Lukas 15. Een aanmoediging om dit hoofdstuk te lezen.
Dan vraag ik: ‘zullen we nog samen bidden?’ Ja, dat wil hij. En zo staan we bij de motorkap van m’n bakkie samen te bidden. Bij Wie moeten we het anders zoeken? Sander drukt me de hand. Dan stopt hij zijn nieuwe Bijbel in z’n rugzak. Hij hijst z’n rugzak op z’n rug en pakt z’n slaapmatje in de ene hand. Met z’n andere hand geeft hij een ferme handdruk. Bedankt voor dit gesprek!
Dan draait hij zich om en loopt weg. Op weg naar Durban. Rugzak op, slaapmat mee en gaan. Te voet en liftend op weg naar een nieuwe toekomst. Ik staar hem na. Wat zal er van hem worden? God weet het. De Bijbel zit in z’n rugzak. Het Woord van de levende God reist met hem mee. Mijn woorden kunnen hem niet redden. Maar Gods Woord is levend en krachtig (Hebr. 4:12). Hij is machtig om te verlossen. Geen put is te diep, of Gods eeuwige armen kunnen tot de bodem van het verloren zondaarsbestaan reiken.
Dan verdwijnt hij uit mijn zicht. Ik wens dat ik ooit uit zijn mond mag horen:
"En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt. En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien en vrezen, en op den HEERE vertrouwen. (Psalm 40 : 3 en 4)."
* Naam gefingeerd
Georg Lindhoud