Met een lach en een traan
Het is nu bijna drie jaar geleden dat ik dit werk mocht beginnen. Het lijkt nog maar zo kortgeleden – en dat is het eigenlijk ook. Eerst de aandacht verdelen over Hammanskraal, Phumzile en Refilwe. Dat was echt even aanpoten. Toen mocht ik Hammanskraal overlaten aan Georg en mij richten op Refilwe en Phumzile. Ik maak nu even de balans op.
In Phumzile is sinds kort op woensdag een heel klein groepje van een paar mensen dat redelijk trouw opkomt. In Refilwe ben ik al langere tijd bezig in een kleine groep van rond de tien mensen. Juist in die groep leer ik mensen steeds beter kennen en kom ik er stukje bij beetje achter wat er echt speelt. En dat is soms een hard gelag. Temeer als allerlei moeilijkheden niet alleen achter de voordeur spelen, maar ook je Bijbelklas inkomen. Sinds een tijdje is dat het geval met een conflict tussen twee van de meest trouwe bezoekers. Het heeft me al veel hoofdbrekens opgeleverd. En ook veel zuchten in het gebed. Wat kom ik er achter dat menselijke wijsheid tekortschiet!
Het is zaterdag vandaag. Vanochtend zwaaide mijn vrouw me uit bij ons hek en ik verzuchtte tegen haar: ‘Als ik op de omstandigheden zie, zou ik de vreugde verliezen’. Het zei misschien wel meer over mijn gemoedstoestand dan ik toe wilde geven. Ik moest me er echt even heenslepen, ik zeg het maar eerlijk. De eerste mensen die ik vandaag oppikte komen ook uit Rayton. Ze komen via iemand uit de gemeente van Silverton die ze naar ons heeft verwezen. Wat mooi! Met een blij gezicht staat Sophie al te wachten. Haar dochter en kleinzoon gaan ook mee. Onderweg vertelt ze me hoe lang ze al meer over de Bijbel wil leren en hoe ze verlangt om God te kennen. Het beurt me zowaar wat op. Na een rondje in Refilwe zit er weer een groep van tien mensen klaar.
Net voor ik wil beginnen met mijn klas stuurt mijn vrouw nog een appje. Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte der verdrukking onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u iets vreemds overkwame. Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzo verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen (1 Petr. 4:12-13). ‘Verblijdt u…’. Het flitst door mijn gedachten wat de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde zoal tegenkwam. Wat moet het voor Hem ontzaglijk geweest zijn: Maar Jezus Zelf betrouwde hun Zichzelven niet, omdat Hij hen allen kende. En omdat Hij niet van node had, dat iemand getuigen zou van den mens; want Hij Zelf wist, wat in den mens was (Joh. 2:24-25).
Ja, dit werk mogen we met blijdschap doen. Tegelijk met een huilend hart. En dat is nu zo wonderlijk. Zoals onze dominee Weststrate in de gemeente van Elspeet weleens zei: ‘Het ene oog lacht en uit het andere rolt een traan’. Toen we een paar weken geleden een weekopening hadden met onze Bethlehem-collega’s ben ik eens gaan tellen in de Filippenzenbrief hoeveel redenen Paulus had om ontmoedigd te zijn. Nou, meer dan ik: gevangenis, pijn, vijanden, ziekte, zelfopoffering, huilen, zwaarmoedigheid, dood, honger, verlies en…? Conflict (Fil. 4:2)! Paulus vervolgt: Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u (Fil. 4:4). Ja, in den Heere.
Dat doet me denken aan nu zo’n vijf jaar geleden. Toen nog in Nederland drong de vraag zich weleens aan me op of ik wel genoeg liefde had tot de mensen daar in Zuid-Afrika. Toen ik dat eens in gebed voor de Heere neerlegde, kwamen de woorden van Paulus in me op: De liefde van Christus dringt ons (2 Kor. 5:14). Even daarna besefte ik de diepte van het woordje ‘van’. Niet mijn liefde, maar Zijn liefde dringt mensen om uit te gaan. Zijn liefde tot nu nog verloren zondaren!
En dat is vandaag nóg hetzelfde. Ik hoef niet te gaan in eigen kracht – moeilijke les! Mijn kracht en liefde zijn nooit toereikend – hoe verootmoedigend! En daarom is het nu toch zo heerlijk om me weer bij deze waarheid neer te leggen: het is Uw liefde, o dierbare Christus, die mij dringt. Niet mijn liefde, niet mijn kracht, niet mijn wijsheid, niet mijn vermogen. Maar Uw liefde alleen!
Laat ons dan doorgaan, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God (Hebr. 12:2).
Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen (Luk. 6:21).
Job Bolier