Bouwplannen
Zach. 4:10a Want wie veracht den dag der kleine dingen?
Het was een mooi plan, vond ik zelf. In de vakantie gewoon doorgaan met de Bijbelklassen. ‘Nou’, had een collega me al weleens in het oor gefluisterd, ‘dat zou je nog weleens tegen kunnen vallen, in de vakantie ligt hier echt alles stil’. Maar gewoon doorgaan natuurlijk, eigenwijs zijn leer je niet een-twee-drie af – ik niet althans. Ik zou dan wel wat rustiger aan doen, zodat tijdens de vakantie ook wat tijd vrij zou komen voor mijn gezin. Maandag Phumzile, dinsdag Refilwe en woensdag Hammanskraal zou het dan worden. Donderdag, vrijdag en zaterdag alle tijd en aandacht voor vrouw en kroost. Goed plan! Kon ik meteen zien hoeveel van de soms honderden mensen écht geïnteresseerd waren in de Bijbelse boodschap.
Lang verhaal kort? Het was weleens even slikken.
Vooral toen ik in Hammanskraal kwam voor de eerste vakantie-bijbelklas. Tijdens de autorit van ruim een uur schiet het door je heen: ‘Hoeveel van de honderd bezoekers zullen er komen?’ Kom je aan, is er niemand. Nie-mand hè? We kunnen soms makkelijk Bijbelteksten citeren. Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven, bijvoorbeeld. Of: Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan. Maar als je dan oog in oog staat met de schijnbare werkelijkheid? Dan begint ontmoediging stevig aan je moed te knagen, hoor. Gelukkig kwam al gauw één van de meest trouwe bezoekers aanlopen. Even later nog één. En daarna nog een vrouw van de Garden of Hope, die me nog nooit opgevallen was.
En zo begon deze Bijbelklas over Rachab, de voormalige hoer. Haar historie, haar verandering, haar geloof. Daarbij de rode draad in het verhaal: Jezus Christus, de uit haar geboren Verlosser van tollenaren en zondaren.
Eerlijk is eerlijk, 3 is een teleurstellend laag aantal na een jaar ploeteren in Hammanskraal. En toch, nu terugkijkend op deze vakantieperiode, blijft verwondering en hoop over. Een extra wekelijks Bijbelklasje in één van de wijken van Refilwe. Doorgaan met een harde kern in Phumzile (met 2 tieners erbij). Een klein aantal zeer geïnteresseerde luisteraars in Hammanskraal.
Nu ik dit schrijf, moet ik denken aan de woorden uit Zacharia’s profetie: Want wie veracht den dag der kleine dingen? Zacharia kreeg in één van de nachtgezichten te zien dat het de bouw van de tweede tempel zeker was. Het begin was klein, de bouw verliep moeizaam, men ondervond veel tegenstand. Toch mocht Zacharia Zerubbabel van de Heere bemoedigen. Want niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zál het geschieden. Zerubbabel kon het niet (meer) bekijken, maar het zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken. Die ogen zullen zich verblijden, want niets is voor Hem verborgen, Hij ziet de kleine dingen én hun einde. Dat doet me weer denken aan Lukas 15. Er is blijdschap in den hemel over een zondaar, die zich bekeert. De Heere weet waar Hij mee bezig is. Hoewel misschien hier nu nog klein, voor ons bijna onzichtbaar, het zal allemaal tot een heerlijke voleinding komen. Want de handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden.
Uiteindelijk gaat het er niet om of onze plannen goed, gedegen en weldoordacht zijn, met een probleemloze voortgang en een hoge slagingskans. De vraag is of we Zijn opdracht uitvoeren. En Zijn opdracht is nog steeds onveranderd: ‘Gaat dan heen, onderwijst al de volken’. Zo bouwt Hij Zijn huis en daarom hoeven wij het onmogelijke niet voor onmogelijk te houden. ‘Niet lelijk bedoeld hoor’, zei een bezoeker eens, ‘maar is dit niet trekken aan een dood paard?’ ‘Jazeker’ antwoordde ik, ‘maar mijn opdrachtgever is God en Hij brengt dode paarden tot leven’.
Ja, als de Heere het huis niet bouwt, is alles tevergeefs. Maar als de Heere het huis niet bouwt zoals wij in gedachten hebben, niet zo snel gaat als wij wel willen, niet alles meteen openbaar komt, dan betekent dat nog niet dat de Heere het huis niet bouwt. In alle onzekerheden van dit werk blijft gelden: want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven. ‘Dat is’, zegt de kanttekenaar, ‘hij zál het bouwen des tempels ten einde brengen’.
Job Bolier