doneer nu materialen webshop



De president gezien


Terwijl ik mijn auto omdraai naar de uitgang van de wijk, komt er opeens een jongen naar de auto toegerend. Hé, dat is Robbert. Ik ken hem wel. Hij rijdt weleens een stukje met me mee en een enkele keer heeft hij me geholpen met het vertalen bij de kinderklas. Ik draai mijn raampje open. 

Als hij ziet dat mijn lokale collega naast mij zit, betrekt zijn gezicht. Deze lokale collega is namelijk verantwoordelijk voor één van de keukens in Phumzile en daar wil hij juist iets over kwijt. Met een ontstemd gezicht vertelt hij dat hij vandaag bij de keuken aan de andere kant van de wijk geen eten heeft gekregen. Hij stond wel in de rij te wachten met zijn lege ‘bakje’, maar helaas, de opscheplepel met maïspap ging hem voorbij. ‘Waarom dan?’ vraagt mijn collega. ‘Ze vonden dat ik teveel stonk,’ is zijn antwoord. En nu lijkt het wel of de tranen bijna uit zijn ogen komen. Mijn lokale collega verheft haar stem en reageert verontwaardigd: ‘Wat? Ze hadden je beter een stukje zeep kunnen geven! Dit is toch niet eerlijk!'

Daarna kijkt ze mij aan met een vragend gezicht. Ze is vast benieuwd wat ik ervan vind. Ik zeg maar niets. Ik weet namelijk dat het niet helpt om me hierin te mengen. Al doet het me ergens wel een beetje ‘pijn’, dat juist deze jongen nu geen eten heeft. 


Een jongen zonder vader, een jongen met een moeder die een dorp verderop woont, een jongen die er pas achter is gekomen positief te zijn getest op HIV, een jongen die zijn school niet heeft afgemaakt, een jongen die waarschijnlijk ook niet alle gaven heeft om de school af te maken, een jongen die vaak met wat versleten kleding rondloopt, een jongen die iedere keer opnieuw op een andere plek woont en nieuwe ‘verzorgers’ heeft, een jongen die… 


… opeens weer heel blij kijkt! ‘Maar,’ zegt hij tegen mij, ‘ik moet je nog iets vertellen. Ik ben deze week naar Johannesburg geweest. Zij (wijzend naar mijn lokale collega) nam me mee met de taxi en weet je wie we daar gezien hebben? De president! Ik heb Ramaphosa zelf gezien!’ Van het verdrietige gezicht is niets meer over! Hij straalt van oor tot oor! Het was een feestdag voor hem: de president gezien! 


En ja, van zo’n blij gezicht word ik toch ook weer blij. Tegelijk zet het me aan het denken en er komt een gebed in mijn hart: ‘Heere, mag Hij ook U, de Regeerder van hemel en aarde ontmoeten? Niet na zijn leven voor het eerst. Maar nu, in dít leven?’ 


Lianne de Baat


Terug naar overzicht
Terug